56 HEIJERMANS׳ DIAMANTSTAD. 2 7
van een proletaar, maar 't proces van een bourgeois , in zijn opgroei naar 'n nieuwe levensleer.
Zijn klassegevoel is niet 't hevige, 't snerpende, 't pijnende klassegevoel van den verbitterden getrapten arbeider. Zijn droomen zijn niet de visioenen van een werker, die te smeden staat voor het harde, hevige, vuurheete en schroeiende zwoeg-leven. En zijn aangezicht is niet 't gelaat van een idealist, dat aangegloeid kijkt in de fonkeling en gloed van een uitvlammend nieuw levensgeluk.
Alles in hem is geleend ziele-materiaal van Heijermans en nog eens Heijermans. Zijn kritiek op 't joodsche leven is woord voor woord, strofe voor strofe, de haat en afschuwkritiek van Heijermans. Al die schepsels, Saartje, David, Rebecca,
Poddy, Moupie, Essie____'t zijn figuranten, ieder
heeft z'n humoristisch, sarcastisch of typeerend rolletje, en te zamen groeit nu en dan hun uiterlijk leven, soms in aktie, tot kleine kleurige groepjes.
In bepaalde scènes weet Heijermans heel mooie dingen van dit uitwendig leven tottafreelen-reeksen bijeen te bouwen, kostelijk, heerlijk levendig van aktie en volkscandeur, maar 't blijft waarneem,-genrekunst, en de menschen zijn van buiten af bekeken, 't Zijn gebeurtenissen van menschen