HEIJERMANS׳ DIAMANTSTAD. 2 7
een volmaakte uitvoering brachten, dan zou men soms geneigd zijn te zeggen dat Rembrandt zijn vak niet verstond." (Jan Veth). ״Zijn versbehandeling is een geëmbrouilleerde geweest. Hij laat schilderijen van het zeldzaamst kunnen volgen door nieuwe bewijzen van de grootste moeite in zuivere zeggingskracht." (Jan Veth in een overigens voortreffelijk artikel over dien reus in De Gids.)
Nu is de menschschepping an een Balzac of een Zola alleen mogelijk door het geweldigste beel-dingsvermogen, en daarom is de dwaze, de diep-vooze onderscheiding van op-over-en ^schrijfkunst ten slotte een ding om mee te mallen, werd 't publiek niet telkens dupe van dergelijke voorlichting, schold het op Zola en Balzac niet mee.
VI.
Ook Heijermans „beschrijft" veel.
Zijn levensaanvoeling breekt tegenover natuur-zien en stadszien precies zoo uit als tegenover 't menschleven, met de zelfde deugden engebreken. Als ik dus over Heijermans' „beschrijvingen" iets apart zeg, dan doe ik 't om te laten uitkomen dat beschrijving van menschen en beschrijving van 't „buitenmenschelijke", de natuur b.v., wel twee verschillende objekten zijn, maar een analoog