HEIJERMANS׳ DIAMANTSTAD. 2 7
aesthetisch reglement. Maar toch is er in ons, ook staand tegenover 'n oorspronkelijk scheppend werker, een geheimzinnig levende en altijd zacht-ademende intuïtie, die smetteloos-zuiver laat voelen of er bouw, eenheid, groepeeringsmacht in zijn kunstwerk leeft, of er werkelijk een hoogere orde bestaat, al is bouw, eenheid en kompositie ganschelijk geïndividualiseerd door eigen opvattingen. M. a. w. Wij willen toetsen aan z'n eigen architektonische begrippen, of hij zijn bouw-orde werkelijk verstaat.
Uit de eerste hoofdstukken van een roman, al zijn ze volstrekt niet de beste uit 'n boek, kun je reeds voelen of er iemand met eigen stijl en stem tot je spreekt; of hij op een natuurlijk scheppingsplan staat, door eigen inwendigen drang er heen gedragen, of dat hij zijn zieningen en visies proporties geeft, die alleen uit lust tot groot-willen-doen zijn geboren, niet uit de diepste inwendigheid van hartstocht en aandoeningen opgroeien. Met 't raadselachtig fijn fluïdum van deze intuïtie, tasten we dadelijk de spanning dier scheppingsverrukking en -beheersching, voelen we te staan tegenover kunstmatige opschroe-verij of lévende, diepe schoonheid.
Als ik dus spreek over verhaalbouw, artistieke