56 HEIJERMANS׳ DIAMANTSTAD. 2 7
onbesmette visie op het bovenaardsche. Er zijn er die nog loopen met de goudglanzingen van Rembrandts koloriet op d'aangezichten; gewone joodjes; dood doöd gewoon schijnbaar, maar vrome peinzers, stil en eenzelvig.
Heijermans geeft het jodenleven versomberd en verduisterd door de verbittering van zijn hart, en 't gegrom van zijn hoogere menschliefde. Heijermans tafreelt het alléén van zijn vreeselij-ken, ontaarden, helsch-leelijken, helsch-somberen en meest vervoosden kant; van zijn jammer, geschrei, verdoeming, en in geslachts-ellenden doorkankerden kant. Maar er is ook ander leven, niet zóó vuil, zoo bemorst, met veel fijne innigheid en huiselijke teederheid, waarin, — hoe duf en bekrompen van socialistisch standpunt uit, —■ toch veel zeer algemeen-menschelijke distinktie en liefde rondgaat. Zeker, laat er fel gehuichel onder zijn, bedrog en ontaarding. Er zijn ook groepen die in eigen sfeer gaan, met een pracht van religieuzen levensglans om zich heen, zoo mooi als de oud-amsterdamsche huisjes, zoo mooi als de kleurstervende huisrompen en bruggetjes. En toch géén schijn vorm van schoonheid, in gloed gezet door uiterlijk wonder van lichtspel.
Ga je nu staan aan den hoek van Casino, met een ziel vol van opstand en vol van diepen