67
— Niét zwijgen bij het bruiloftsmaal!
— Wee al wie er bloó zijn!...
— Nooit zwijgen!...
— Klinkt óp bazuinen!...
— Wij spreken van Aschdod en Dagon naar het óns, Philistijnen lust en wij kijken er naar met zooveel oogen als er van honderd scorpioenen glinsteren in het kreupelhout...
En de opper-bruidsgeleider, reuzig oprankend in zijn koperen kolder, brak uit een hem half-verstikkende dronkemansdrift los:
— Wij... wij zwijgen, Hebreeuwer? ... Zwijgen.. de Edo ... mieten ... als zij erts en goud roovsn ... uit... het ge ... gebergte Seïr? ... Zwijgen de roovers aan deze en aan gene zijde van ... de... Jordaan? ... Wil uw God ons de hersens met uitzinnigheid slaan? ... Zijt gij zijn hamer? ...
Een Askaloniet kreet:
— Wij spreken... wij zijn zonder blaam... en den wind niet kwijt! ...
— Wij zoeken geen zandkorrels aan stranden ...
— Wij vreezen geen Kaleb II, die de stammen Sefai, Ahiman en Talmai uitroeide!...
— Wij spreken allen ... mannen uit Thimnath, uit Gaza, uit Aschdod ... Dood aan den nieuwen Kaleb ... dood aan d'Uitverkorene ... en hij verdwijne in zijn bruidskamer!... Sichema blijve ongesluierd... en hier, tusschen de mannen!...