96
schildering is vast en klaar, en werkt zich uit de peuterigheid der details óp tot iets bijna monumentaals.
Het roode dak allereerst, hoogrood van gloeiing, zuiver in kleurwerking tegen het brokje lucht-zomerblauw; het gonst daar zomerig, goud׳ rood en hemel-blauwig van hette. Het rood is uitgestreken, breed, mild, en de verf vibreert in de zonpats van het licht. Er is ruimte geduwd in het dakrood en luchtcobalt door de kleurtonige doorzichtigheid, waarmee hij lucht en dak geschilderd heeft. Ge voelt het atmosferische der warm-bezonde kleur-trilling van het hofjesdak, over heel de huisjesruimte. Dan ziet ge de pomp, klein-monumentaal, in een lila-achtig grijsje, eigenlijk een zacht toongewemel van grijs-in-zon, steengrijs in gloed waarop vreemde kleur-accentjes plots uitschijnen; grijzig lila, groene stipseltjes, even het bleek-gelend groen, maar zoo harmonieus in de pompsteenkleur saamgebracht, dat ge alleen steen-in-zon ziet. Prachtig staat dat pompje met zijn aloud vorm-mooi tusschen de afsluiting der brandende hofjesmuren, zoo knus en zoo verhalend, zoo typisch uitdrukkend levensaard van de kromruggige bewoners; zoo stil in de stilte en toch zoo zelfvoldaan in zijn door zon-aangelichte contouren. De fijne kleur-doorwevenheid is een neuriïng van grijs-speling in licht. Er om heen suist de zomerstilte, en de adem van de reine rust, de properheid van hefschoone hofje in bloei omvangt u. Fijn is de schildering van alles; nergens