94
vereering was één vreugde, een geluk, een ontembaar genot om zooveel moois. Nooit zag ik een kunstenaar eerlijker in zijn overgave, onbaatzuchtiger en zich zelf geheel wegcijferend als toén Spoor, voor den enormen Vincent. Wij spraken er over, ik duidde aan, hij kénde mijn liefde voor dien dronken grooten kleur-dramaticus. — Welnu, ik ben er van overtuigd, dat hij veel van Van Gogh geleerd heeft, ook dien middag, en toch, nooit, nooit heeft hij, ondanks al zijn opgewonden vereering, zich door Van Gogh laten beïnvloeden; d.w.z. nooit heeft hij het grandioze, tragisch-doorleefde van Van Gogh nagedaan, overgenomen in allure, en zich verbrast in een breed-doenerige coloristische patserigheid, gelijk zoovele beeldstormers, die maar raak kladderden en kleur afzwiep-ten van hun kwasten, omdat ze te ziels-arm waren om twee tonen, twee kleur-plans zuiver en sober tegen elkaar in te zetten.
Spoor wou niets van dien schitterenden overmoed, die wrokkige woede van kreupelen en blinden, die schelden en schimpend rondgaan om ziénde en goed-loopende menschen te vloeken. Spoor wou geheel door zich zelf, door eigen innerlijk zoeken, door verdiepen van zijn gevoels-macht, aanscherping van zijn technisch kunnen er komen, of ondergaan. — Het uitspreken van eigen gevoel, met eigen uitdrukkings-middelen is hem in verschillende van zijn mooiste doeken, ontroerend gelukt, al zal door de ont-