HELENE SWARTH.
Een brevier van ׳ liefde-smart. — Onder een parelenden schijn van woordgeluk geboren, als dichteres. — Heel haar dichter-wezen is omschemerd van viooltjes-violet; zingenden rouw. Onder èl de vrouwelijke poëten is Helene Swarth de teederste harpspeelster van het in rijm dóórklinkende woord. — Haar droefnis is gedrenkt in de geheimenis van het wingerd-rood. Haar verzen zijn zangen en tranen, lied en verstillende weemoedigheid. — De aandoenlijke, zoet-slepende weekheid van haar woord keert zich nooit naar den׳ spotfellen haat. Geeft zij zich al eens over aan de breedere, dan enkelvoudig-lyrische, dramatiseering van haar verbitterde ontroeringen, dan struikelt zij en bloedt de satire dood eer ze rijp geleefd heeft. Soms is er ook een toon van zich herhalende droefheid, een weedom-klank die in eigen geschrei lijkt uit te sterven. — Soms is er een té zoet-speelsch en te sleperig morendo, een zoetelijke broosheid van klanken, zóó uitgebleekt en levensmoe, dat de snaren van haar lier schijnen uitgetrild, voor eeuwig. Dan gaf zich de virtuoze, in haar künnen door geen enkele moeilijkheid begrensd, maar zoo mat van hart en innerlijk-sprakeloos,