6o
—... Maar a-je 'n bedelaar goed doet schenkt-ie je se luise...
— Manus, Manus,... gierde Corry door,... je bint dronke!
— En-óf, schoone Laura ... Dronke ... en verdronke ... Want in de jenever versuipe d'r meer as in de see.
Naar eigen zinnigheid en baldadig lachvermaak bootste Manus ook de hachelijkste en bekendste boosdoeners van Nes, Zeedijk en Jordaan voor Corry na.
Daar stond hij, de belabberde, lange Nelis, met zijn puis-terig-geteisterden neus en zijn gedrochtelijke mond-verwringingen, het heele booze wezen uit bloed en gal geboren. Dan inéén weer sprong Jan Blommetje naar voren, met het ver-bijsterend-behendige goochelspel van zijn een-twee-drie-klaveraas en de spuwende overstelping zijner heet-lokkende loterijwoordjes. Dadelijk weer weggeduwd door Bleeke Jan en David Keessie van de Olofsteeg. Al de rollers, roovers en pikkers groepte Peet bijeen, met mimeerend en suggereerend gebaar. De looze oogen van Scheele Ferrie knipperden in branderige jaloersch-heid naar Corry óp. Daar achter, de trage blik en het ijzingwekkende, sluiksche loenschen van Rooie HeuveLPiet de Munnik liet hij gillen:
— A-je bij mijn knokt... mó-je 't bij mijn vergokke, glashard, of ik sel je knar in de modder drukke!
Corry huiverde. Want zij zag zijn sponzigen kop weer en den scheeven mond, zijn strak-afgebeten lippen en zijn asschig-gele wangen. En zóó benard bootste Manus de stem na, van Arie Poppetje, dat zij zijn overpleisterde kaken, onttakeld van de laatste vechtpartij, als lijfelijk voor zich verschijnen zag.
— Neem je wijf ertussche Manus,... hitste Corry op, met snerpende vinnigheid.
— Me wijf en me dochter... Luister na wat Manus Peet overkomp. Voogde en boere magge 't haure. Me frommes ... 't lieve mins ... seit me glashard achterop ... vanmorrege nog: Manus, hullie begannefe je. Ik 'n scheut reuk in me neus. Ik mag van meself segge, da 'k 'n reuse deurgekiende gisse
Gis: slim.