87
hals, wanneer zij wou gehoord worden. En hij moest met zijn bloote knuisten, ijzeren spijkers voor haar de plank inslaan. Wanneer hij van binnen griende dan snauwde zij:
— Soo, wat krijge me nóu? ... Psalm honderd ... vers ... vette kluif?
Toch was zij klokkegaaf in al haar gemeenheden en in al haar deugden. Zij kon hem ook zoo telkens haperend in de war brengen, met haar ondoorgrondbaar-valsche luipaarden-oogen, dan goudbruin en din grijs-glanzend. Zij was zoo heerlijk-rank en zoo heerlijk-slank, en zoo geheimzinnig-trekkerig en wispelturig als een trillende magneet. En zij kon zoo zachtzinnig zijn, dat vleiend-lieve kreng, zoo gecannoniseerd-uitge-streken, zoo vroom teméé, dat je haar epauletten zou geven voor haar goed gedrag. Door de leugenachtige verdraaiingen van haar eigen begeerte-gevoel heen, kon zij toch zoo heldhaftig wezen, zoo al-durvend en zoo stormig-onbekookt. Met onberedeneerde heftigheid waagde zij een kind, een man, een vrouw, een familie-verschoppeling te verdedigen, uit spontane sympathie. Maar dan weer inéén te vervloeken en in haat op te slokken, met even spontane antipathie. Zij bleef in alles origineel. Soms kon zij een heelen middag lang, onder een zwijmel-blik, al haar woorden en bedoelingen zoo mysterieus omnevelen, dat je meende een jonge somnambule, een helderziende te hooren voorspellen. Een uur later was zij weer sluw, doortrapt, zuurzoetjes en schennend-oppervlakkig. Haar lieftalligheid en aanminnigheid kronkelden zich tezaam tot koudste behaagzucht; haar bewegingsvlug en lenig gaan, haar zitten, haar liggen, haar hangen, tergden door de beleedigende zelf-bestudeering. Maar daar achter en daar tusschen plots weer, werd zij echt in haar hartstocht en leek zij te huiveren voor al de beangstigende dingen die zij van het leven kennen wilde. Dan begon zij nerveus te manoeuvreeren met haar zakspiegeltje en oogharen-stiftje, be-peuterde zij in bekoorlijke gedachteloosheid haar poederdonsje en nagelvijltje, en knutselde zij fijntjes een smal goud haarbandje om haar kleine hoofd. Dan was zij een bang-schuw, liefkoozend