457
naai moorddadige aftuiging,.., kenne hullie 't kauper peste!
Frans, geraffineerd, beseffend met welk een geweldig vuistvechter, schepper en kopstooter hij te doen had, als Burk eenmaal in toorn losgetierd en nuchter was, liet Karei nauw den tijd zich te bezinnen op stootruimte en om overeind te scharrelen. Onder boertig-wreed, ophitsend geschreeuw der nachtboeven en doodslaanders, die speelsch in het halfduister messen kil blikkeren lieten, wierp Frans zich ademhijgend, met beestelijke woede-kracht op waggelenden Karei en beukte hem de oogen blind. Schier weerloos, bebloed, zakte Burk opnieuw in elkaar, zacht pijn-uitkreunend, zonder besef van het gebeurende. Zooals eens Karei Frans geslagen had in afgrijselijken liefde-wrok, zoo ranselde Frans nu Karei af, stil-ziedend en zichzelf verdoovend aan eigen gram en panische opgewondenheid.
Toen Burk wreed-krimpend was ineengezonken met bloed-besmeurden kop en oogen, schreeuwden eenige vagebonden:
— Pelitie!...
— Deisje,... kajuwijne... kimmel zotterem!...
— Me-liefe-treis in de hemel!... zong een stem-in-angst.
Rilling en schrik gingen door de pooiersbenden.
Achter omgetrapte stoelen en banken wilden enkele dronken
zeelui, met stampen en stompen, een heenkomen zoeken. Maar het was een valsch alarm van hondsche grapjassen. De ontstelde, toch droef-onderworpen meiden trokken dof-beukenden Frans van bloedenden Karei af en sleepten den Jordaner verholen naar achter, in Stiekeme Thijs' eigen woonkamertje. Poort, losgewrongen, scheen te stikken in zijn woede.
Duitsche Elsa met het fijne neusje de lucht in, wou in meelij-opwelling het éérst naar Karei toespringen, maar Frans, zijn bloedkin dempend met een zakdoek, sneed haar schichtig den pas af en spotte beheerscht, heimelijk-boosaardig:
— Blijf hier, bij de piano, tortelwijfie.. Bij Burk zijn al bierkers te veel die roere... Z'n klaviere heb ik niet afgehakt!...
Elsa, wasch-wit in haar grijs-fluweelen blouse, rilde van Frans' dreigende onderstem:
Het Koper pesten: de politie sarren. — Deisje: stil. —Kajuwijne: verdwijn, vlucht. — Kimmel zotterem: drie stille agenten. —