403
zuipen, zuipen en wrokken,... en dien zwartoogigen ver-doemeling, die nou zijn niesse liet pikken... Nee... nee.., die had zijn ongeluk niet gebracht... Dat was er al vóór Poort, al lang... al heel lang, in al wreeder kwelling.
Telkens als Poort zich wou verantwoorden en link bijdraaien/begon Karei wreed-gemeen te schateren.
— Is-ie effe tof ?... Mot je loene... foor soc'n misgasser.., soo'n scheefslager as ik?... Geef je geen draad sjoege!... Schof je... Geef maar lauw seintjes... mit 'n stootje bi je bink... Dat is geen schaure voor jouw bek!... Ikke stap struikelings me eige fader langs... oele!
En hij gierde zijn verachting al nijpender, sarcastischer uit over zichzelf en over de Duitsche lellemeid, die tippelen ging op de daaien met een grandeger achter haar zwaairokken.
Ze bewoonden een paar armelijk-duistere en smalle vertrekjes op den Nieuwendijk, vlak boven het lichtschelle roep-rumoer van twee volks-bioscopen. De Duitsche Elsa was nog zengend verliefd op zwarten Poort en ook Frans veinsde een beetje teerhartigheid voor haar. Hij wierd zelfs een heele bamser... beweerde Gele Jans van den Dijk.
Want hij die nooit met grof vechtgeweld ״werk" wou doen, moest nu wel „bloederig" optreden. Karei woonde bij Poort in op een vies, stikdonker vlieringhok. Nu hij geheel en al het vischkoopers-bedrijf had losgelaten verdiende Karei er maar wat bij, op groot lef en op uitgetergd avontuur.
Dit bracht Frans Poort in onrust en verdroeg hij nauwelijks. Zijn scherpe en snel-zich-wendende geest zon steeds op kwellingen en vernederingen die hij Karei kon aandoen of laten ondergaan. Hij wou alderlei halve chantage-handigheden bij Burk uitlokken. Maar altijd weer stiet hij op een hevig-elemen-tair verzet, op een kernige vastheid bij Mooie Karei, tegen roof, pooierij en al soort gebeuringen. Toch wilde Poort in de omgeving van Mooie Karei blijven om zijn geheele ontreddering te overzien en in te grijpen als het moest, met de pakeete saugers. Hij wou Karei steeds wat geld leenen of een ongewis sommetje opdringen. Hij wou een stunteligen klaplooper van
Link; slim. — Tof: goed. — Loene: kwaadmaken. — Misgasser: verloopene. — Met een stootje ben je bink: roof hem, met een slag ben je klaar. — Daaien: straatkeien. — Grandeger: diender. — Bamser: uitgaandei־. — Pakeete saugers: boevenzooi. —