331
Och, och,,.״ zijn hoofd was een-en-al-zwachtels! Van bouten... godsakreju... wou Frans Poort kepleet niet hooren en het eerste wat hij had gevraagd toen hij uit zijn bewusteloosheid bijtrok, was:
— Waar is Burk?
Mooie Karei vóór de toonbank, wiebelde van zijn hielen naar zijn teenen en wrong zijn nerveuze knuisten diep de uitgerafelde zakken in. Een geweldige weemoed vlijmde weer door hem heen, die zijn haat en jaloezie in hem scheen te smoren. Hij wierd, eenmaal uitgewoed, stiller dan stil. Hij staarde een poos geheel roereloos, doof en blind voor alles rondom. Hij heesch, maar hij kón niet dronken worden. Toen zonk er over zijn gezicht een droeve, vale jammer.
Buiten de kroeg, rillend van kou, besloot hij op straat te blijven; hij wou, onder zijn eigen innerlijke beklemming, nu niet tusschen kamermuurtjes ademen. Alles binnen in hem was foltering, weeë pijn, berouw en een verstikkend prangen van verlatenheid. En hij liep weer; waarheen wist hij zelf niet. Hij zou wel ergens neervallen op een stoep of in een duistere portiek heimelijk wegkruipen. Wierd hij daar weggejaagd, dan zou hij wel voortslenteren, de nevelende avondeenzaamheid in, al maar voort, al maar voort! Het kwam er toch niks meer op aan, waarheen hij doolde!
Zijn woede slonk meer en meer tot een droeve troosteloosheid. In Karei Burk groeide iedere gedachte tot daad; hij kreet niet dat hij gebroken scheen,... hij was gebroken. Hij hield niets bedachtelijks over en achter van zijn innerlijkheid en levensverlangen. In de vochtige ril-kou van de straat tot bezinning opgeschrikt, begon hij rustiger na te mijmeren. Karei wist eigenlijk niet wat hij er van denken moest. Frans Poort was en bleef een schooier, een lage schoft, een schurftige boef, om zoo sluipend en inspinnend-stil met hem om te gaan en geen woordje los te laten over Corry, terwijl de verdoemde kerel wist hoe ziek en gemarteld hij, Karei, leefde onder Corry's belee-digend-schuwe ontwijkingen. Het was en bleef monsterachtig en ongeloofelijk, een kameraad zóó schelmsch te bedriegen!
Bouten: politie-agenten. —■ Mooie Karei
21