299
wreed-grinnikend en lachend, op welke wijze zij twee rijke jongens van den hoogsten stand, als quasi-ruigpooten hadden gelokt in hinderlaag; hadden geringeloord en afgetuigd. De stoute bokser en schermer, Henri Lagardère gedoopt, verhaalde met satanische vreugde, dat hij een advocaat van grooten naam als hufter tot prooi had gekregen en wekelijks doodsangsten bezorgde met chantage.
— 't Wettig overtuigend bewijs van zijn schuld, kan ik een ieder verschaffen,... sprak hij op pleidooitoon van het O.M.
Ze gierden, de boeven. Hij verhaalde op welke gemeene manier hij geld afperste, en dat de kerel paars zag van benauwdheid.
Ze snoefden allemaal er doorheen van een brok avontuur hier, een brok berooving daar, een halven moord elders.
Mottige Antoon, met verstompte tronie, de wreedste helper bij beroovingen, biechtte al de geheimen van de verborgen klappers, doch niemand geloofde hem en Akie grijnsde, geil als een aap, onder het gebluf van zijn strafschuldigen gawwer en vertelde vloekend dat hij niets mocht eten omdat hij een bloedende maagzweer had. Zijn maag moest iederen dag uitgepompt, en dat voor iemand die zóó hield van den bik! Godlasterend beschimpte hij alle doctoren en in een rateling van verwenschingen brak hij los tegen zijn deern, een schele dievegge.
Willem de Schepper, eerevoorzitter van ״Het Leege Vaatje", berucht om zijn muntslaan en zijn vreeselijke tikken op de kin, was de eenige die klaagde over vangst en prooi. Ook Kauwbeitel, die op kwam loopen, viel bij en verklaarde mistroostig dat er niets meer te neppen viel, al pochte hij op zijn blinkers. Om de drie minuten ontstak hij zijn houten pijp en tuurde dan in den violet-gouden weerschijn van een benzien-vlammetje, dat als een brandend wieltje ontplofte, en riep hij peinzend:
— Apperepo!... ai viel er niets te apperepóën...
Kauwbeitel vertegenwoordigde een heel ander genre van
misdaadbedrijf. Vroeger scharrelde hij in loene oksenaars;
Ruigpooten: homo-sexueelen. — Hufter: dito. — Muntslaan: tegen de slapen slaan. — Neppen: bestelen. — Blinkers: lakschoenen. — Loene oksenaars; valsch-gouden horloges. —