386
krijgen en pompertjes, minachtelijk, telden niet meer mee. Frans regelde het steken en uitschieten der seinen. Hij alleen bracht de pinose-jongens tot het groote gevaar, tot het duizelende onbekende en tegelijkertijd, ondanks zijn opwinding, bleven zijn koele hersenen snerpende bezinners van het complot, dat zich geen speelsch zijsprongetje veroorloofde. Met een angstige gespannenheid controleerde hij ieder onderdeel van de voorbereiding. Mareedsemen op zichzelf was niets. Alles moest met felle inspanning, met fut en energie gepaard gaan. Dat alleen schiep verhoogden drang en een geheimzinnige ontroering. Dat bracht die heerlijke popeling en dat ondragelijke van het hunkeren. Frans waande te loopen tegen een stormige sneeuwbui in; hij voelde de koele vlokken brandend op zijn gezicht smelten; hij voelde warmte in de koude. En dan, het voortdurend-angstig-op-je-hoede-zijn voor de geheimden en de uniform-knoopen, was een apart inbijtend genot. Eens zag hij een kind in de felle zon spelen met zijn eigen schaduw en door een plotselinge wending, dansen op een ander's schaduw. Zoo wilde ook Frans doen: met zijn eigen schaduw spelen en trappen op die van anderen. Ze lieten niet zichzelf zien, maar hun schimmen. Want de drie wisten, dat zij door vermomde rechercheurs overal bespied wierden. Alleen Daan Blikkie zag altijd en overal de donkere schaduw van de dievekar tegen muren en huizen. Een groenteboer die aanbelde, was een rechercheur; een planken-sjouwende timmerman met een grassemones-snuit zoo onschuldig als een weesjongen, die zich schijnbaar vergist had in een verdieping, was een rechercheur; een rookverdrijver, die ongevraagd den schoorsteen wou vegen, was een rechercheur. Die kerels verschenen even plotseling als zij gingen. Frans genoot stil-heftig en verzwegen-wrokkend in deze gevaarbranding, in dien angst en dwarrelende opjagingen. Er gloeide in hem een wreed vermaak om al deze leepe slimmerds, die listige nasluipers en hondsvotten, de loef af te steken. Hij kende de onnoozelheid van hun: een-cent-een-pakkie-
Pompertjes: kleine brandkasten. — Steken en uitschieten der seinen: het stelsel van elkaar waarschuwen met gebaren.— Pinosejongens: kerels tot alles gereed. — Mareedsemen: stelen. — Grassemones-snuit: gezicht van een groentje. —