van haar gouden kroon. Een krankzinnige toorn overmeesterde Ahasverus. Terwijl de Agagiet niets anders deed dan Esther genade afsmeeken voor levensbehoud, dacht Ahasverus in blinde jalouzie, dat deze smeekeling de Koningin geweld wilde aandoen. In ijzingwekkende woede brulde Ahasverus een bevel uit. Onmiddellijk liet hij den schennenden wellusteling grijpen eiï onbekommerd aan de galg hangen, die Haman voor Mordechay, torenhoog, had laten ineen-timmeren.
Val en dood van Haman waren verlossing voor Israël.
Mordechay ontving den zegelring, die eerst om gunsteling's vinger had geflonkerd, uit de handen van Gebieder Ahasverus zelf. En weer viel Esther haar Gemaal te voet.
Nu Haman gehangen was, smeekte zij om het lijfsbehoud van haar volk. Haar bezielde tooverij en haar teedere macht groeiden voor de oogen van Ahasverus tot een sproke.
Esther's aanblik, in levensvuur en geestdrift, in overgave en smart, verzadigde den Grootkoning niet. Zóó extatisch-in-aandrift, had hij zijn gemalin nog nooit aanschouwd. En hij beval, al kon hij de werking van eigen decreten
9i