I.
Jeugdherinneringen zijn mysteriën als zekere bloemen: ze openen en sluiten zich plots en onnaspeurbaar ....
Ik ga veertig jaar terug in mijn leven en ik zie een bleek, droomerig j odenj onget j e heimelij k hunkeren naar den flonkerenden dag van Pu-riem. Het is ook een dolgezellig, feestelijk gebeuren thuis; al van 's morgens vroeg tot laat in den rumoerigen, donkeren nacht. Puriem, . . . overal carnavalspret, spot, zang, roes en spel van uitgelaten menschen. Maar het legendarische verhaal uit verre tijden, van Mordechay en Ha-man, lokte den tengeren knaap het meest Want alles ervan onderging hij toén als een onvergankelijke werkelijkheid. Nimmer zou dit knaapje, klank en rhythme vergeten van den eersten volzin uit Esther's Rol.... ״Het geschiedde in de dagen van Ahasverus, den Ahas-verus die regeerde van Indië tot Aethiopië, over honderd-zevenentwintig Wingewesten". . . .
63