tijd, oorzaak ... in het stato-dynamische universum . . . We gaan verder dan futurisme, cubisme . . . vallen niet terug naar het oude . . . naar de menschen van gummi! . . . Wij nemen geen stelling tusschen min en plus . . .
Fred zat als begoocheld op zijn stoel. Hij wou alleen het geheimzinnige karakter van de landschappen doorgronden, . . . van de landschappen zonder stoffage... en den tragischen, stillen toon ervan vatten. Maar de onverbiddelijke, inquisitorische Moderne ratelde hooghartig, schril-snijdend door:
— Geloof me Fred ... je hebt geen snars talent... Jij kunt geen ruimte overspannen . . . jij kent überhaupt de manifestaties van het evenwicht niet! ... Je zeurt en kloddert maar wat... je kneust al je kleurtjes bij en op mekaar ... Je leeft toch voor de vernietiging, omdat je het natuurlijke bent, terwijl wij het niet-natuurlijke zijn! . . . Och, och, die gruwelijke zon komt er zonder jou ook wel... en al dat licht, dat dolle overstelpende, alles-opvre-tende licht van de banale zomers ... en dat bleeke, huilende en vulgair-sombere van de wolken... daar begrijp je toch geen snars van!... Dat begrepen de Ouwen geen van allen, al schilderden ze nog zoo ״mooi" het licht, het
52