43
rampspoed, toen zijn Judith stierf in het kraambed, toen... toen... toen Rozenheim, die hem, nakkedikker, haatte...
Josua snikte; brak af zijn vervliegend gemijmer.
Zoo héét gloeiden tranen de oogen in.
Josua had voor alles wat standvastig en rechtschapen leefde, vurigen eerbied en onbegrensd ontzag. Want God had ieder schepsel geschapen. Josua waarlijk verheugde zich in voorspoed van anderen. Er ontstond niets wrangs, geen troebel, afgunstig gevoel in zijn binnenste, al vernam hij het van menschen die hém en zijn kinderen minachtten. Hij kende ook geen wrok, geen haatdragendheid. De Thora verbood ze. Dat was voor hem, domoor, niksweter, voldoende. Want afgunst en nijd bleven als brandende benauwenissen en als koortsvisioen in een mensch naprangen. Ze maakten eigen wezen in zichzelf verward en slecht. En hij wilde geen booswicht zijn of alleen met vasten, met bidden en tuchtiging, deugd najagen. Hij wou zelf, als een doodgewoon mensch, goed slapen en smakelijk zijn boterham verorberen en zich niet mal kastijden en zelfpijnigen, buiten de voorschriften naar Portu-geeschen ritus. Was hij de man niet voor. Wat had de Eeuwige aan folteringetjes en smartelijk gekreun van zulk een weggeblazen stofje in het heelal? Maar anderen wilde hij evenmin zien leven in kwel-angst, schrik of eenzelvige smart. Josua, instinctief weerde ziekelijke vereenzaming. De Heer wilde geen droefenis in het hart van een mensch. Hij was eenmaal op aarde en van de aarde uit, moest hij den hemel zien. Zoo was er niets kleins in het aardsche, want het leefde altijd in den glans en afschijn van het hemelsche. Josua was blij, diep-van-binnen-uit levensblij om zijn goddelijk geloof. Slechts één ding schroeide! Nacht op nacht had Josua Hereira gebeden, om starren wrok in zichzelf uit te roeien. Daarom verlangde hij braaf te handelen en in eenvoud goed te zijn. Zóó braaf, zoo goed en zonder verhoo-vaardiging op deugd of reinheid, dat er niet meer om gelachen mócht worden. Zoo, dat ze uit zijn heldere oogen konden aflezen, hoe eerlijk en zuiver hij alles
Nakkedikker: armoedzaaier.