134
onthutste van zulk een kommervolle overgave. Reintje wist dat ze mooi was; dat ze vaak hevig begeerd werd. Ze gaf geen zier om haar gedrag. Zedeloos? Dan maar zedeloos. Kénde ze niets? Dan kénde ze maar niets! Maar mannen dolverliefd en gek maken op haar slanke en lenige wezentje, vermocht ze toch wél. Goed, ze had geen verstand, geen kennis. Maar ze kon zich kleeden met geraffineerden smaak, met élégance; zoo verleidelijk en lokkend, met den glans van het ver-dorvene in de wulpsche tinteloogen, dat vele vriendinnetjes Reintje in alles nabootsten. Haar liefdedrift cn liefde-instinct onthulden haar vele psychische geheimen, waarin haar bekrompen geestje zou verdolen. Ze verachtte eigenlijk alle huiselijke vrouwendeugden en zedigheden. In verliefde buien groeiden al haar vermogens beangstigend. Werd ze slim, scherpzinnig, venijnig, gevaarlijk en slagvaardig. Haar instinct schonk haar grillige diepte van levensinzicht en eigenaardige mannenkennis. Ze hunkerde naar vechters, gokkers en erotomansche overweldigers en den-boel-stukslaanders. Ze speelde alle soort van rollen bij sensueel-verliefde jongens. Eén dag was ze de wanhopige, dan de kuisch-onvermurwbare, dan weer de roekelooze durfster en braster. Ze vocht met medeminnaressen, hysterisch als een furie, sloeg met stoelen en flesschen om zich heen, wanneer naar zij meende, haar een knaap werd afgetroggeld. Voor een nieuwen minnaar veranderde ze plotseling in het zwakke, teedere, lispelende droomstertje dat alleen op koesterende, romantische woordjes ademde. Werd ze roekeloos-zinneliik verliefd op een man, dan verslond ze hem; liet ze alle leugens en alle waarheden van haar instinct en gedrag los en verging ze gansch en al in zijn begeerende natuur. Soms kon ze vloeken en schimpen op zulk een verbijsterende overrompeling; wou ze hem kwellen, plagen, verhit ophitsen en wreea-jaloersch prikkelen. Maar de enkele geur van zijn handen en lichaam bracht nieuwe bedwelming en liet haar weer gedwee en smeekelijk in zijn macht terugzinken... In haar armoekrot, bij haar vader, leefde zij op een mesthoop, en buitenshuis, 's avonds