Het Volk God's, van Armen en Rijken

Titel
Het Volk God's, van Armen en Rijken

Jaar
1931

Druk
1931

Overig
1ed 1931

Pagina's
511



119

raasde wel op zijn stinkend vliering-slaaphokje, maar Josua zelf was misschien wispelturiger en onhandelbaarder geweest dan zijn tweelingen Moos en Jaap.

Sjimjismereine! Jaap, de bokser, kwiek als een sprinkhaan, och,... die was veel beter van binnen dan hijzelf; al pochte de jongen, eenmaal zittend op zijn praatstang, nog zoo verzot op athleten-toeren van makkers. Voor de heele buurt was Jaap toch een goeierd. Waarom zou hij van zijn eigen zoon niet houden? Wee, die in eigen oogen wijs wou zijn!

Bram bleef een brave jongen, die wroegend boette voor krachtlooze weifelingen en geloofs-zwakheden. Dié zou vanavond tenminste aan Josua's gedekte tafel zijn, God zij geloofd, en niet angstig wegdruilen voor het vuur van Alvader's woord! Bram was goed en Josua had hem veel te straf en te driftig aangesproken over zijn innerlijke onvastheden en scheuringen, telkens wanneer de jongen neerslachtig, zich liet opstoken door de schimpende, kijvende broers. Ook vroeg Josua zich af: was hij wel innig-zorgzaam en écht-weldadig geweest voor zijn broer Monne en voor zijn finantieel-uitgebranden broer Sak? En voor zijn behoeftige zusters, Truddie en Esther, uit de Moddermolensteeg? Alles moest hij den Schepper der Wereld belijden, alles; ook de lorrigste nietigheden, armzalige dagdingen uit eigen omgeving en eigen lotsbestel. Want God zag toch door het eenzame en verborgene van alle menschelijke daden en gedachten heen. Tsedakah! Den Derden Tisjrie, den vastendag van Gedaljah, zou hij strenger houden dan ooit!

Had hij niet nog te veel van zijn eigen beetje, — wat hij zelf in marktzaakjes saamscharrelde, — bij zich gehouden?

Onder beven voor en smeeken tot God, hoorde Josua ademloos naar wat zijn opgejaagd geweten hem openbaarde, Tsedakah... gerechtigheid en weldadigheid... twee woorden met één ziel!

Rebecca, nou ja, die was en bleef zijn beschermengel, het heele jaar door... Tegen dat gesjiewes-kind, onbeschrieje, God liet haar gezond, honderd jaar......

Monne: Salomon. — Sak: Isaac. — Tsedakah: gerechtigheid, — Gesjiewes: engel, — Onbeschrieje: niet te zeer geprezen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.