Kunstenaarsleven, eerste deel

Titel
Kunstenaarsleven, eerste deel

Jaar
1906

Druk
1906

Overig
1ed 1906

Pagina's
282



II

nog woest en met stormvlagen uit hem ; al koortste en ziedde 't in die ziel, waarin alles overliep, aan allen kant.

Maurice's karakter was woest, kinderlijk, maar van 'n innige, diepe idealiteit. Z'n jonge, nog ongevormd lyrisme, z'n onbewust dichterschap en z'n ontembaar scheppingsbegeeren grepen eerst naar de vrouw, de liéfde-vrouw ; nog niét naar breed leven, maar zochten in hartsdrang alléén liefde, verrukking in d'oogen van een meisje dat ook hem begeerde, 't Kon hem niet schelen, of de menschen 'm voor 'n broekje hielden, en of ie sympathiek was of niet. Hij wou absoluut niet behagen. Hij wou alleen zichzelf zijn, de gelukken van z'n mooi uitzingen, en de smarten van wat ie zag lijden en in zich zelf leed, uitschreien. Als mensch kwam ie pas, voelde ie zich niets bijzonders. En ook haatte ie al jong elke vlucht van valsche levensverheerlijking haatte ie elke verheffing van daden-reinheid van één individu boven het zwaar-tragische en bloedende menschenbestaan uit.

Hij was 'n kunstenaar, met 'n ziel ópen voor alles ; in staat tot dolzinnige, innig-dwaze streken, als ie geprikkeld werd maar even vurig, geweldig met zwaar gebaar van zelfbewustzijn, overzwaaiend grandioze levensvoelingen, als z'n ziel geschokt 1 rilde, doorschreid en doorstormd van emotie. Hij was jong, jong, heel jong, in z'n zonnejaren ; dat wist ie zelf, maar hij wist ook, dat de groote mengeling van idealistisch- en werkelijkheids-zien in hem van de meest hevige diepte en innigste zuiverheid leefde. Heel jong was ie begonnen te schrijven, en zonder te beseffen, of daaruit ooit iets groots zou groeien, wist hij toch wel, dat ie 't met dräng deed, wist hij, dat ie lief kon, neen, moest hebben. De vrouw was hem iets heiligs, droom-van-schoon, waarmee ie regelrecht 't azuur inging. Geen demo-nisch-aanstellerig cynisme van Nietzschiaansche studentvrienden, noch pafferig eigen wij s-praatsel van gebroken naturen en geroutineerde blasé-kerels, afgeleefd, verschunnigd en doorlekt van levensvuil, kon 'm van die vrouwvereering afbrengen. Zag ie dan den zinnedrang niet onder 't liefdesgekweel ? O, sterk, machtig-stuwend als een bloedstroom door 't levende, ademende, trillende mensch-lijf; maar daarin alleen voelde hij toch nooit

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.