II
angst en berouw in 'r te woelen. Want élke cent moest ze verantwoorden. Moeder telde precies alles èl. En nou had ze 't weer gedaan. Ze durfde niet, durfde niet naar binnen. Razende angst deed 'r beven. — Haar hart klopte en hamerde in 'r keel. Niets voelde ze meer van beenenmoeheid, van snellen sjok en uitputting. Alleen maar angst, zenuwangst voor 'r moeder, 'r grootmoeder, die er zich ook in bemoeien zou. Toen ze Kees wat zeggen wou, vooruit al eigenlijk twee centen vragen om bij te leggen, stonden ze vlak voor 't krot, kon ze geen woord meer eruit krijgen van bevende, stikkende benauwing en bedremmeling.