7i
te vragen, of hij de kwijnende bleekheid van Louise niet meer zag, veel erger dan vroeger, — of hij niet hoorde dat ze vlijmender kuchte en hoestte ? — Nee, nee, zei Maurice wat verbaasd. — Of hij dan niet zag, dat Louise schrikkelijk leed en hoe heftig de smart in haar pijnde. — Nee, nee, nee, angstigde hij luid. Maurice ontkende alles luidruchtig : Arnold overdreef, wat wou ie toch van hem ? Louise was nooit zoo goed en rustig geweest.
Maar met heel fijne herinneringstrekjes bracht z'n broer hem, waar hij Maurice hebben wou. Toen, met 'n grauwe schrik op z'n gezicht, zag hij alles inéén, genadeloos fel. Hij schold zich zelf uit voor smerigen egoïst. Hij leek wel gek, stapelgek, zóó Louise te verwaarloozen. Bang vroeg hij zich zelf af, wat hij eigenlijk met dien werkdrang in zich moest doen en met die ontzaglijke wereld van woelig-innerlijk leven. Hij snikte dan uit bij z'n broer, die 'm stil liet schreien, en soms zacht, heel zacht wat tegen zei. Maurice vervloekte dien drang in zich. Hij smeekte in zichzelf 'n gewoon mensch te kunnen worden, doodgewoon, met normale behoeften, als ieder ander wezen, dat gewoon leefgenot voelt en ondergaat. Maar onrust krampte in hem uit. Hij zou nooit tevreden zijn met dat stille, vredige, alledag-geluk van gewone leventjes. Hij zag liever 'n tuingodin dan de grabbelhand van 'n vette slagerin. En 't pompernikkelig buurtjesgedoe kwelde en sarde hem als trok men hem de pezen uit 't lijf. Er moest door z'n leven een groote vereering gloeien en sidderen, al was 't ook voor 't demonische. De werkelijkheid doorvoelde hij vezelfijn en dat voelen juist joeg hem altijd weer naar 'n wereld van visioenen en vlammende verbeeldingen, van woeste, overmachtige schoonheid. In die wereld dook dan weer werkelijkheid voor hem op, maar dan in een lichtglans, of overhuiverd van schaduwen, waarvoor hij zelf rilde. Niets was aan z'n innerlijke natuur te wijzigen. Toch snikte en krampte de smart woest in 'm uit dat hij Louise verwaarloosd had, maar telkens getemperd door de gedachte, dat hij haar nu weer zou verzorgen, omhelzen.... Er was voor hem niets lievers op aarde dan zij. Begreep Arnold dat ?
II 6