iciö
de chaise-longue eerst gestaan had en begon weer uit te meten. Hij wist eigenlijk zelf niet goed meer wat ie gezien had. Had ze 'm gezoend ? Ja ?.... Had ie 't gezien ?.... Nee, toch ?.. Wel ?.. .. Nee ? .. .. Hij stond over haar heen gebukt!.. .. Maar.... wat deed ie ? .. .. Wacht.... nee !.. .. 't Was niets !.. .. Ze zag bleek !.. .. Duizelig.... larie !.. .. scene, anders niets ! Zou Flora nu lachen om z'n glimmenden knikker ? .. .. Och wat!.. .. 'n beest was 't.. .. 'n beest!.. ..
Hij mat weer met duim-pink, telkens 'n handspan verder springend. Hij voelde er 'n soort bloeddorstig genot in, langs hun voeten te grabbelen. — He ! lekker.... wat had ie ze verschrikt!.. .. 't Giftte in hem van wild genot.... Maar toch ook zat er 'n huilwoede in z'n keel die nog niet losbarsten kon.... O ! als ie maar durfde !.. .. Weer poogde ie z'n schrik, z'n woede, z'n smaadgevoel te verbergen. Ze mochten niet weten, dat ie zoo geschokt was. —
Maurice kon 't niet langer liouen. Hij voelde zich zoo klein en vernield. Hij had dien nu op den grond kruipenden en metenden Soonbeek wel kunnen doodtrappen. Wat dacht die vent nu wel van 'm ! Dat ie 'm z'n geld en z'n vrouw kon afstelen, anders niet. —
Soonbeek verkreunde wat woede-woordjes, in schijn van nagereken achter de dwars-versj ouwde chaise-longue. Flora keek naar Maurice en zei ineens, heel vast en vol van stem, zich naar Soonbeek richtend, zonder hem te zien :
— Als het bij U Soonbeek alleen te meten geeft en niets etwas anders.... dan kunt II wel buiten ons. Ja ?.. .. Mau, zullen wij gaan ?....
Maurice aarzelde. Kon hij na 't gebeurde van dien man zóó af ? Moest hij niet onmiddellijk hem apart roepen en rondweg verklaring of rekenschap geven van z'n gedrag, ook al ׳ zou ie de schuld op zich nemen ? Hij zag er wel schrikkelijk tegen op, maar 't moest, om Flora te redden. —
Flora begreep wat ie doen wou, waarom hij aarzelde mee te gaan. Zij voelde ook, dat Soonbeek 't schuld-op-zich-nemen van Maurice nooit ernstig zou aanvaarden. Hij wist, dat zij»