15
noot van z'n snijdende ironie ! Zou meneer Fleury en mevrouw haar niet voor erg wraakgierig aanzien ? Toch niet. Want ze wou graag zelf bekennen dat ze week was en laf, en angstig voor de wereld en de menschen. Maar als ze Heine gelezen had, dan voelde ze zich, wel 'n week er na nog, moedig en scherpziend, vond ze haar eigen verwelking 'n ontaarding en haar zwakke zenuwen 'n walg voor haar-zelve.
Vuriger vlamde haar geestdrift Maurice in 't gezicht. Haar lang getrapte, en in 'n donker zaalhoekje kwijnende, duitsche natuur drong weer öp. Hij had haar straks met lichtelijke ironie naar die Heine-sympathie gevraagd; nu zou ie precies weten wat ze er van dacht.
Nerveus ging ze voort, hem vragend of ie dan óók niet vond, dat niemand zoo diep en zoo stil ontroeren kon als Heine, en of hij niet ieder met z'n geheimzinnigen zang kon wegzingen naar 'n vreemde wereld van droefheid.
Toen, wat koeler, met die bijna angstig-ingehouden fluisterstem, vroeg ze, zich keerend naar Louise, of de innige poëzie van z'n wildzang-natuur en 't murmelend gepeins van z'n romances, niet vooral vrouwen moesten in verrukking brengen.
— Heine, nietwaar mevrouw ? Heine had lief !.. ..
— Lief-lief-lief, grimmigde Soonbeek, verbaasd over Flora's gespreek.... Ko Hoenders heeft ook lief!.... Ko ! Ko! met z'n mottigen kop.... zegt altijd....
Flora hoorde kregel giftigen in z'n stem, ging door, Soonbeek negeerend :
— Ja, Heine is 'n vrouwendichter ! Hij kan zoo innig de liefde bezingen.... en zoo eenvoudig! En dan.... meneer Fleury, vindt u hem niet wonderbaar geestig ja ? zoo fijn.... z'n schei ts ?.. .. Ik vind Heine 'n heel groot mensch !.. .. En hij staat mij überhaupt nader dan Goethe.... die heeft iets kalts.... iets kils in z'n grootheid....
Nu zweeg ze, schamend zich over haar verhit opwindingsgezicht. Haar grijze oogen vochtigden, huilden van verrukking. Maurice begreep de plotselinge vlaag van extase niet in die vrouw. Ze leek hem zoo opgepoetst-beschaafd, 'n echt ge-