ii4
over, maar ze beefde zoo hevig, zag zoo smartelijk bleek, dat Maurice opsprong van z'n bankje, haar snel de thee afnam en dadelijk haar ondersteunde.
— God, Flora! — schrok ie, wat nu ? Voel je je weer duizelig ? Even 'n meisje roepen ?
— Nein.... nein.... bitte.... zei ze zacht met sterf-stem, terwijl Maurice haar langzaam meedroeg naar een stoel en tegenover haar ging zitten.
Ze hijgde hevig. Plotseling snikte ze uit, schreiend met 'n smartgepijnigde stem haar ziels-oproer :
— Maurice, Maurice!.. .. ik kan niet meer !.. .. ach, Gott! ik kan niet !...׳. Ik heb je lief ! ik heb je lief! Zie je dat niet ? .... ach, Gott!.. .. ach Gott!.. .. Maurice, ik kan niet!.. .. kan niet langer zwijgen ! Ik heb je blind, blind lief.... ik wil van jou zijn.... van jou alleen!
Zij was met 'n uitscheurenden huilsnik opgesprongen, woest, als in waanzin-vlaag, en had haar armen om z'n hals gekneld. Ze kuste hem op 't verschrikte gezicht, dat Maurice, verbluft, niet wist wat te stamelen.
— Hemel, Flora ! Flora !.. .. wat doe je ?.. .. Wees toch bedaard, lieve, béste Flora !.. .. bedaar toch.. .. kalm, kalm, pas op.... als Trees daar komt!
— Trees, Trees! wat kan mijn Trees schelen.... ach, Maurice, zie je niet, hoe ik lijd !.. .. Ik heb je lief, zoo lief als niets en niemand ter wereld !. ־ .. Ik aanbid ie !.. .. ik wil alleen, alleen van jou zijn!
Ze snikte, schreide, sprak met schokkende stem, van woeste ontroering klankloos. Maurice, hevig getroffen, overbluft en radeloos, wist niet wat ie doen moest, snikte mee. Zoo onstuimig had ie nooit gedacht dat Flora zou kunnen uitbarsten. Hij vermoede al lang, dat ze heel veel van hem hield, maar dat ze zich zoo plotseling met haar liefde zou geven zoo heftig zich zou uitstorten in bijna zinnelooze passie en verrukking, neen, dat had ie niet durven verwachten. Hij voelde zich nu wreed onder z'n eigen koelheid en de waarschuwing van voor-zichtig-zijn tegen haar hartstocht in. Maar ook dacht ie in bange