112
al vraagt hij honderd maal! Dan lieg je toch niet! Doe jij 't, ja, ja?
Maurice zat weer te aarzelen en angstig-spannend bekeek hem Flora. Ze was van haar stoel ogpestaan en langzaam op 't orgelbankje gaan zitten, met den rug naar de registers en 'n beetje verbleekt, nu z'n besluit niet dadelijk kwam.
— Nou, goed Flora.. .., ik neem 't aan, maar onder één voorwaarde, want Soonbeek weet wel dat er niet plotseling iemand is die mij helpt, en.... om....
— Ach, Gott! herlich!.. .. herlich!.. .. wat ben ik blijde !.... wat blijde.
Ze was weer van haar bankje opgesprongen en klapte in de handen als een kind, van speelgoed-vreugde overduizeld. Haar grijze minneoogen vlamden, haar stem zong vol het deftige ,,blijde" uit en met moeite bedwong zij zich hem niet te omhelzen !
Plots schrok ze van haar eigen geestdrift, toen zij zag, hoe verlegen Maurice zich voelde onder haar vreugde-uitroepen. Zacht zei hij om te temperen.
— Je vraagt niet eens naar mijn voorwaarde....
— Ach Gott! Maurice, plaag mij toch niet, ja ? Ik wil van geen voorwaarde hooren. Je mag me überhaupt geen voorwaarde stellen.... Dat verbied ik je....
Maurice zweeg. Zij had weer dat superieur-bevelende in haar toon, waarvan hij zooveel hield, dat zoo kordaat in haar was naast de broze overgevoeligheid.
— 'n Kopje thee, ja ? — vroeg ze heel zacht met vlei-stem.
— Heel graag !
Ze schelde en zei tot 't meisje, dat even later klopte, wat heet water te brengen. Uit 't buffet haalde ze haar Delftsche kopjes en 'n kan en sisserde uit 'n slank chineeschkleurig pulletje er wat theeblaadjes in. Ze wou de thee zelf zetten, heel geurig en delikaat. Ze beefde en gloeide nog na van vreugde. Ze kon wel dansen, lachen en schreien tegelijk, nu zij zich op een zekere manier aan Maurice's werk had vastgeklemd. Maurice maakte een grapje over den hond op de muurschildering,