WILLEM SCHÜBMANN. — DE BERKELMANS.
I.
r is door Willem Kloos meermalen met opmerkelijke hooghartigheid, geringschatting en ietwat sneersche zuurheid over de theorieën en critische beschouwingen van Emile Zola geschreven; over zijn burgerlijke, half materialistische aesthe-tiek, als wangedrocht geboren uit zijn bekrompen wijsgeerig naturalisme, zoodrä de groote roman-schepper maar een mond opendeed over het diepere wezen der dichtkunst, over lyriek, dramatiek en rhetoriek. Veel dichters hebben na en ook wel vóór dien tijd den neus tegen Zola's critische bespiegelingen opgetrokken, en in hem uitsluitend den man gezien door empirie en wetenschappelijke nuchterheid beheerscht, die bovendien zijn kunst en zijn scheppings-gevoel tot een stelsel van physiologische en erfelijkheids-dogma's liet versteenen, zonder iets van de aller-fijnste roerselen der hoogere poëtiek en levens-mystiek te kunnen vatten. Arme Zola, zoo in één duw buiten de hoogere gemeenschap van het geestelijk aristocratisme geplaatst 1 Welnu, ik wil gaarne erkennen, dat in
77