IETS OVER CARLYLE.
I.
N de wereldbibliotheek is onlangs een zeer merkwaardig boek van Garlyle verschenen. ״Zes lezingen over helden, heldenvereering en heldengeest in de geschiedenis." Juist nu, in een tijd, waarin zooveel zots verhaspeld wordt over Ik-kunst en z.g. Wü-kunst, is het zeer curieus te lezen wat een man als Carlyle wel dacht van en voelde voor de geestelijke persoonlijkheid, de zich — als grootheid zelf — voelende Ikheid, de Ikheid óók die scheppende schoonheid voortbrengt. — Zeer kernachtige dingen zegt hy, en van zoo klaterende frischheid en afschijnende klaarheid alsof het door een groot tijdgenoot gedacht is. Daaruit ziet men alweer, dat het er eigenlek nooit op aan komt wannéér men spreekt. Actualiteitsfeer is geen noodzakelijk element voor oorspronkelijke voelers en denkers. Actualiteit heeft alleen subjectieve bekoring voor zwakke, naar oppervlakkige afwisseling hunkerende persoontjes. Er zijn menschjes die zien als vliegjes, met oogjes alle kleine levensdingen quadru-
5