98
gloeiende scheppingsgedachte van een ménschelijk-almachtige.
Ge vraagt mjj wellicht: maar is het niet onbillijk het werk van een jong begaafd kunstenaar, naast de volgroeide gewrochten van een meester als Zola te leggen ?
Waarom, vraag ik u? Wordt ons dit werk niet aangeboden als iets dat zich in de epische sfeer wil bewegen? Waarom anders die dooreenkruising van motieven ?
En moeten wij in Holland dan steeds zooveel kleiner werk leveren, dan de reuzen in 't buitenland ?
Waarom niet telkens de hoogste voorbeelden genomen, niet om te verlammen, maar om eerbied te wekken voor 't werk, dat in dezelfde lijn al zoo veel gróotsch gaf?
Schiirmann had veel gaver schepping gegeven, als hij zich dat juist sterk bewust ware geweest. En zoolang hij de krachten niet bezit om te geven het groote, dat anderen voor hem reeds gegeven hebben, in één sfeer van kunst, moet hij zich beperken tot wat hij wèl kan.
Vooral zijn dramatische kracht is 't gaafst, kwam 't sterkst en 't schoonst uit in de karakterbeelding van Berkelman. — Zijn groot talent zal misschien eens zóó machtig zich ontwikkelen, dat hij van 't zelfde epische werkplan kan uitgaan, waarvan hij nu uitging, maar dan ook bereikend in zijn gehéél wat hij nü reeds dacht bereikt te hebben in onderdeelen.