psychologen, levens-doordringers, het recht te zeggen: zóó in hoofdaanduidingen moeten aard en wezen, eigenschappen en handelingen van Beethoven zélf, van Beethoven's moeder en vader geweest zijn, anders zouden ze aan de universeele wet van aandoeningen en aan een algemeen-menschelijke analogie ontsnapt zijn. Gegeven een wezen, met die eigenschappen, die psychische en physische gesteldheid, die omgeving, en zóó zal zijn reageeren moéten zijn. Zooals de bas zijn harmonische wet heeft, zoo bezit in vele allersubtielste gradaties, ook de psychologie haar wet. Daarom, geen phantastische biographen-romantiek verlang ik voor te staan, zotte romannetjesverwikkeling en goedkoop opflikken van bekende episodiek, maar wel te verdedigen de psychologische dieptepeilingen naar het innerlijk van alle karakters óm Beethoven, zonder dat daarmee phantastische levens-uitbeelding wordt gegeven. Want detail-
75