waarvan later verschillende bewijzen, — objectief hebben beoordeeld; zijn soms den waanzin achterna rennende woeste zenuw-prikkelbaarheid, zijn immens en alle oordeel tartend zelfgevoel, zijn waggelende overdrijvingen en koppige, dwarse, vaak nijdige halsstarrigheid hebben omvat, om daartegenover des te machtiger zijn scheppende en onaantastbaar-geniale persoonlijkheid te bewonderen.
26