VI.
J. DÊ MEESTER. - DE ZONDE IN HET DEFTIGE DORP.
Hoorde ik niet mompelen dat nó. Geertje, het psychologisch prachtboek van dezen schrijver, de vertelling van menschen en zeden, De zonde in het deftige dorp, geheel overbodig bleek? Belachelijk! Las ik niet hier en daar dat de taal van deze vertelling erg slordig, vluchtig-journalistisch en snelvoetig van gang was? Belachelijk! Ik erken, er is een zekere analogie in het hoofdmotief. In Geertje wordt de dienstmeid verleid door den heer des huizes, in De zonde in het deftige dorp het kindermeisje Dina, door den zoon van den dominee, bij wien zij in betrekking was. Verder mag in de zelfbespiegelingen, in de kommernissen en angsten van dit zwangere meisje hier en daar eenige overeenkomst vast te stellen zijn met de wroegingen en benauwingen die de zwangere Geertje ondervindt, de afwikkeling van het gebeuren, de typeering van menschen, van zeden er omheen, — zijn van een geheel ènder levensgezicht uit bekeken. Er is een zotte impertinentie in het oordeel der menschen die meenen, dat het boek Geertje, het boek ״Dina van Rooien" overbodig maakt. In Geertje krijgen wij Johan de Meester in de teederste en diepste gevoeligheid zijner ziel. In Geertje is de realist en naturalist door de fijnste staten van psychologisch speuren, naar de hoogere ontroering der gave romantiek overgegaan. De hartstocht voor het leven zingt in dit werk. Het liefdeleven van een jonge vrouw, die in haar verrukkingen voor den man dien zij be