letterkundige enquêtes. i99
Ajasses dokter, en de Meester dan, en Streuvels, en Querido, en Verwey, en Heijermans, en van Looy? ... Dionysos... een der zwakste Couperus-boeken. Het zij zoo!
M. H. van Campen is van oordeel... malle vergissing weer!... want afwezig. Verwey meent, dat alleen zijn eigen gedichten tot de allervoortreffelijkste moeten worden gerekend, maar dat meldt hij niet in de enquête en daarom denkt hij het er buiten. Afwezig helaas! Nico van Suchtelen gelooft... ach drommels... afwezig. Wat schieten we op! Wat schieten we op!
Dr. Boutens weet het al weer niet, wenscht alleen in zijn bescheiden hofje te werken. Weigert te antwoorden. Wat schieten we op, wat schieten we op! Nimmer is er een enquête zoo volkómen gelukt in mislukkingen. Ons sensus communis staat er compleet van stil. En het zevenhoekig intellect van den, tégen critiek strijdenden meneer Van Hulzen, is er door afgeslepen tot een facet diamant. Van Eeden gelooft dat het tienjarig tijdvak van 1900—1909 in wezen... wat drommel... hij staat niet in het gelid. Recitatief: wat schieten we op, wat schieten we op!
Eindelijk weer eens een kereltje dat het weet. Is. Que-rido, dat drommelsche baasspelertje, dat ongevlerkt pedant je en episch-lyrische weesknaapje, dat een klein brochuretje over literatuur geschreven heeft, beweert geen tijd te hebben om te kunnen antwoorden. Larie. Ik weet uit eigen aanschouwing dat hij luilakt, een heel vragenlijstje beantwoord had, maar eerst wilde afwachten wat de collega's van hem zeien,... of zwegen, om zich daarnaar te kunnen inrichten. De schelm! Ook die zegt niets! Waterdichte critiek, handigheid en speelsche schooyerij.
Wat schieten we op, wat schieten we op!
Vermeylen merkt niet veel van verruiming. Ma foi! De man der literaire migraine. Een goochem Vlamink-