182 het bolleken.
Buysse, Streuvels en Teirlinck. Buysse is veel meer cultuur- en beschavingsmensch. Zijn stijl heeft niet dat breedrhythmisch-gedragene van Streuvels, dat zangerigzoete en toch wilduitbruisende. Buysse's ontroeringen zijn van veel fijnere nuance. En toch, toch lijkt hij wel breed, borstelig, prachtig waarnemer en typoloog. Soms is de dichterlijke aanzwelling van zijn proza, tusschen de psychologie in, een groot nadeel, en soms geeft diezelfde dichterlijke verheffing een werkelijk zacht-lyrisch relief aan zijn pagina's. Soms brengen zijn romantiek en zijn vurige innigheid een storing in de zielsgeschiedenis zijner menschen en soms weer fluïdeeren en verbinden ze de levenslijn van den een met die van den ander.
De wijze, waarop hij, zoo schijnvluchtig, den ondergang van meneer Vital, den jongen neef, in Het Bolleken schetst, is zeer kenschetsend voor zijn buitengewoon zuiver verhaaltalent. En het kleinwerk! Hoe verzorgt hij ieder detail. Neen, ik weiger de gebreken in het licht te stellen. Gij zult, ook al ziet ge allerlei stijltekortkomingen, genieten van zooveel frissche, manlijke, gevoelige dingen. Telkens ziet ge schilderwerk van oud-Hollandsche, oud-Vlaamsche meesters voor u. De ironie, de fijne, dartele, vaak weemoedig-opgekropte ironie en schijnluchthartige waarnemingsfijnheid van Jan Steen; de gemoedelijk-satyrische zeden-observator Ostade, met al de bekoringsgeheimen van het landlevencoloriet ombrand. Neen, Jan Steen is enormer! Jan Steen is een ontzaglijk kunstenaar. Jan Steen is van een pracht in toets en kleur, van een zoo subliem-schoon en gaaf waarnemings- en zielsleven, als er slechts heel, heel weinigen in de kunst geboren worden. Jan Steen is zoo verheven, zoo ontroe-rend-schoon in het vatten van het leven, van iedere kleurmaterie, als een hoog wijsheidverkondiger op philosophisch gebied. Maar daarover nü niet. Toch wekt Buysse's werk telkens een soortgelijke aandoening