eindlooze, het zee-gloeiend-druischende. Zijn spel maakt weer gevoelens en gedachten in u levend, die ge reeds lang dood waandet. En nu plots komt het daar in u te zingen, te heimweeën, te verlangen en te smachten. Ge voelt u doodelijk droef soms door dit spel, maar goddelijk droef toch! Ge zoudt na zoo'n Adagio niet meer willen jubelen; ge haat 't geluk,'t zonnige, het bloeiende licht. Tót hij met zijn Alegro's het u komt brengen. Dan siddert het als een golfgespoel om u heen, en raakt u de ziel, overal; dan zwemt u zoetste begeeren in het geruisch van spelende klanken; dan rolt en sist en ziedt het om u heen, uw ooren instroomend als bruisende zeegolfslag. De cantilenische bekoringen van zijn melodieën omstroomen u, ge voelt u zwijmen in een zoet gerucht; ge zwelgt in klankfiguren, die uwe verbeelding en geluk aanjagen tot een heroïsche drift van voelen en genieten. En als vogelen-zang uit morgen-koel woud klateren de klankstemmetjes op u neer, en het trillert en tjuikt, zingt en fluistert, spoelt en kabbelt klanken van lichte verrukking en ijl gezang om u heen, als droomdet ge te sluimeren in een wondergrot van 't Paradijs. Ge hoort stemmen, zangstemmen van menschen en vogels dooreen, en nu siddert door uw gansche lichaam een jubel, een tranen-uitstortend geluk, zoudt ge willen eischen het eeuwige leven, en den nooit-verzwakkenden gloed van de zon.
Dien grilligen tuimel van het droefste naar het j uichend-ste leven laat u de wonderman met zijn viool doen. En zóó stel ik mij voor dat Paganini moet gespeeld hebben; en zóó ook, onder den indruk van zijn magnetiseerende
87