zwier. Ze danst het verlangen van haar ziel uit. Ze danst niet als een kokette fee, met de oogen naar de stalles gericht, loerend op buit; niet als de valsch-smachtende en nabootsend-teedre balletteuse, die 't publiek met virtuoze hiel-zwenkingen en pirouettes bedot. Ze danst als een kunstenares!
O, ze wil iets heel schoons! En nog lang niet bereikt ze 't hoogste, ook al geeft ze nü al plastische wonderen van standen, rhythmisch schoon beweeg en een stil spel van gebaar, soms als 't teedre lijn-leven op de donkere amfora's.
Zij danst heel alleen op het tooneel, tegen 'n soberen achtergrond. Maar zij suggereert alles voor de verbeelding om haar heen! Door haar heb ik weer den Olympos in zijn oer-pracht gezien, de gansche schepping der Heidensche poëzie.
"Want de Olympos met zijn berg, zijn minnende en drinkende goden, vechtend en elkaar vernielend, is een creatie van de hoogste menschheids-poëzie, natuurmystiek zoo verheven oneindig en zoo menschelijk te gelijk, als iéts ter wereld.
Isadora heeft de luit-zangen van Pan's satyrs gehoord als een pareling van goddelijke natuur-klanken.
Ze is schoon in haar fijn sluierig gewaad, rank als 'n hinde. Als alles wat vreemd is en opgang maakt wordt haar dansen voor velen een mode-ding. Men bekijkt haar, men schatert zacht en luid... Men profaneert. Misschien is er een deel der bezoekers alléén om te kijken! Maar hoe ontnuchtert de argeloosheid van hare reine kinderlijkheid verhit of zinnelijk
76