begon daar alles aan dat levenlooze instrument heimvol te zingen, als zang van een vrouwenkoor, ergens vér in een verborgen tempel-nis gedempt uitklinkend. En daar naast, of liever er door heen de cello-smart, van een somb're heroïek, aan 't eind alleen zucht en toon, met onhoorbaren stok gespeeld, klagelijk en smarte-prangend, alsof nu voor goed alle leven, alle geluk, alle weemoed sterven kon in de leeggeweende ziel.
Zulk samenspel, zulk ineenvloeien van ziele-leven, zulk elkaar befluisteren en dragen en toespreken was ongehoord en verbijsterend van schoonheid.
III.
Wat is nu in Hekking een naar voren dringende eigenschap ? Zijn alles-omvattende muzikale scheppingsgedachte, zijn synthetische dichters-natuur. Hij moet volgens mij, dirigent worden. Hij heeft een prachtige, door eigen kern-gevoel in alles openbloeiende opvatting van alle soorten muziek-scheppingen. De passie en haar jeugd-stormen zal hij wel gauw tot bezinkingen bedwongen hebben. Onstuimigheid schikt zich van zelve in zoo'n groote kunstenaars-ziel. Door zijn temperament en zijn ziels-gesteldheid is hij geboren om groote scheppingen van toondichters, als een geheel nieuw doorleefde uiting tot ons te laten komen. Hij zegent zijn werk door zijn absoluut geïndividualiseerde uitbeelding. Nergens copy of overneming van indrukken; nergens navolgen van classieke voorbeelden of van keurmerk voorziene interpretatie. Met heel zyn
48