Zoo heb ik hem ook dagen achtereen het More-concert hooren instudeeren. Telkens riep hij me in; ik moest zeggen wat ik er van dacht. Maar iederen dag speelde hij 't anders. Een dag de rhythmische plastiek zoo, den anderen dag de toon-plastiek en de accentueering van ieder motief-deel weer heel anders. Een voortdurend aansturen op uiterste verfijning van toon, of machtige aanzwelling, den volgenden dag weer een omkeering van de gansche gevoels-expressie en een geheel nieuw beheerschen van toonomvang. — Dan moest het vuur van z'n Florentijnsch lak, — nu in z'n cello-toon, — nog. zwaarder en dieper gloeien, — of brandde zijn ultramarijn nog niet voldoende voor zijn gulzige oogen. En dan plots een vastleggen van opvatting, en een verrukkelijk-muzikaal doorweven van het passage-werk, speelde en studeerde hij met een bijna berstende overgave. Men begeleidt hem met een pianouittreksel, maar hij dirigeert en gonst en zingt mee, en jaagt op tot een geweldig forto met zijn armen en stok, of verplechtigt met breed-traag gebaar de dramatische melodie der begeleiding. En overal geeft hij accenten aan, bereidt hij het cantilenisch gefluister of den storm voor, en met een waar scheppings-geweld beheerscht hij de orchestrale visie van den componist, offert hij heel z'n ziel en z'n leven aan zijn interpretatie. Zelden hoort men met zooveel ontroering en innige diepte-van-leven spelen, 't Is als 'n uitstorting of als een gebed. Soms zijn er in zijn spel oogenblikken dat hij werkelijk heelemaal weg is, dat er werkelijk niets meer voor hem bestaat. Dan trekt er een smartelijke
46