zich de fijne en teedere vormen der allegorie gansch en al óp in zijn symbolen-creatie.
Een toelichting.
De Dood, alleen, heeft gesproken:
Voor god aenbidt hi deertscbe goet.
Daer wil ic tot hem gaen met snellen keere.
Elckerlyk komt met lachende, uitdagende en zwierige fierheid op, lichtelijk dronken van egoïstisch levensgenot. Daar hoort hij plots de stem van den Dood. — Verkade staat nu als tooneelspeler vlak in zijn actiesfeer. Ieder der toeschouwers ziet als mensch, als levend wezen »die Doot« spreken. Men begrijpt dat het een symbolisch middel is om den Dood men-schelijk en individueel te dramatiseeren. Nu komt Elckerlyk (Royaards) ook als ménsch. Hij ontzet gelijk in een stille beroerte, als hij de Dood hoort spreken, en zijn eisch stellen. Zoo groot was nu zijn spel dat Royaards midlerwijl hij vlak bij en onder de zwarte dreiging van den Dood stond, óns toeschouwers en mee-levers, continueel de aandoening gaf, alsof hij niet é,chter zich had den speler Verkade, den levende n-mensch, dienst doend als symbool, (De Dood), maar alsof hij leefde in een huiveringwekkenden visioens-droom, alsof hij hoorde, sprak en zag in profetische extase. Daarmee deed hij iets ontzag'lijks. Want hij ver-óntstoffelijkte het symbolische middel: den mensch, concreet en tastbaar voor d'oogen der toeschouwers bewegend en spekend, en voerde de woorden van Verkade weer terug naar het duistere gebied van
13