liegt weer! Ge vergeet verschillende ״werkelijkheids-beschrijvers-produkten" moedwillig, want zoo grove onwetendheid wat literaire voortbrengselen van groote beteekenis belangt, mag men bij uw hoog ontwikkeld inbeeldings-figuur niet veronderstellen. Nu uwe verbeelding uitdroogt, besaust ge uw inbeelding!
Goed, in het vervolg zult gij voor ons meer de dichter der inbeelding zijn. En uw mokkig, miserabel en driest minachtend bekijven van al wat de z. g. ״werkelijkheidsbeschrijvers" zijn, zal slechts veroorzaken dat ge hypotheek op uw geestelijk inboedeltje moet nemen.
Ge weet zelf niet hoe afgrijselijk dwaas de Waan uw tronie schendt!
O! die snavel, die snavel, zoo lang als het gansche dichterlijf!
Kloos heeft ook wel gegierd en zich god-gevoeld. Maar hij is toch nooit van een zoo koppig-geborneerd, bruut-dom veroordeel geweest als gij heer Snavelewosch-pky! De ouë sok Zola en de grompot Balzac begrimmen u reeds lang. Messet in de Mercure de France heeft u ook reeds een likdoorn afgetrapt! Voel u niet al te veilig in uw strandrust en uw Beweging. Er is een ingebeelde ziekte die wel eens inbeelding zelve kon heeten. En overmits gij, snavelheer, uw Waan niet ziet, en uw snavel niet wegpraat, kunt ge er zeker van zijn dat eens uw tijd komt om te herroepen of gansch en al onder te gaan in winkeliersge-wauwel. Want zoo raak zei Johan de Meester het, ge voelt en leutert wel eens een stondeke als winkelier, o diepzinnig duiker naar koele levensvruchten.
Ik wil dit slechts voorspellen. Als Verwey doorgaat
117