krijschen van beschonkenen op Zaterdag- en Zondagavond, zij wagen zich ook wel eens in een danshuis, waar de harmonica's jammeren, en zij meenen dan donker-Amsterdam gezien en dok-kenlucht te hebben ingesnoven.
Als gij inderdaad op den dag over den Zeedijk trekt, dan ziet ge weinig. Het is een buurt van veel kroegen, veel opgedirkte tapperijtjes, en een wijk van kleinere en grootere neringdoenden. Naar den kant van de vischmarkt is ze heel gewoon, middenin bij het enge Oude Zijds Kolkje, langs de smalle en brakke walletjes en pakhuizen, wordt ze even luguber en aan het eind, bij de Prins Hendrikkade, zoo schijnbaar weer heel netjes, heel stil en fatsoenlijk. Er is dan ook in werkelijkheid geen eigenaardiger volksmengeling mogelijk, dan op den Zeedijk. Huis aan huis leven daar menschen van misdaad en prostitutie, roof en verliederlijking, doch eenige moderne huizen verder kunt ge de meest fatsoenlijke, — omheinde huisgezinwerfjes van eerbaarheid, — menschen ontmoeten, meestal kleine neringdoenden, die geheel en al buiten de criminalistische verschrikkingen der buurt staan. Gij zult u afvragen, hoe zoo iets kan voorkomen. Zij leven toch met hun gezicht vlak op die woeste tafreelen, op die brooddronkenheid, op die zatte verdierlijking en roes van genotjagers! Zij zien toch het wemelen van
77