angsten op straten en grachten uitleven, die menschen die vechten en vloeken, razen en tieren, vaak op een schrikkelijke wijze elkaar toetakelen en beestelijke hartstochten uitschroeien, uitleven, het zijn onze medemenschen die wij volgens het gebod van Christus den Allerhoogste, lief moeten hebben als onze naasten. Wij, in onze heerlijke badkamers, wij kruipen onze koele kuipjes in, ge• reed gemaakt door een stel bedienden. Alles blinkt en glanst om ons heen, wij kunnen ons van stankjes en luchtjes zoo gemakkelijk ontdoen. Doch het volk ontbeert bijna alles. Zijn maatschappelijk bestaan brengt de vreeselijke struggle for life. Wie waagt het alleen nog van zijn stankjes en luchtjes te spreken, als ge het volk gezien hebt als ik, in zijn arbeids-martelingen, in zijn aftobberijen, vernederingen en verkropte smart? Gij zult alleen deernis hebben, diepe, heilige deernis met deze getrapten. Eerst dén zult gij, door liefde tot hen gebracht, verbeestelijking en ontaarding verstadn en geheel dnders beoordeelen. De kern van het volk is van een reine en grootsche heerlijkheid, van een kinderlijke openheid, toegankelijk voor alle levens-idealen; en in een Jordaan-meid, gaaf en gezond, leeft meer onbewust gevoel voor de hoogste romantiek en den diepsten zin van de verborgenheid des levens, dan in honderd broze beschaafdelingen van den hoogsten en al-
16