zag met geheel eigen kijk, zonder een oogenblik de werkelijkheid naar het innerlijke los te laten. Dat ik anders keek dan anderen, spreekt vanzelf. Dominee Meijer heeft indertijd in de ״Hervorming" dit zoo prachtig doen uitkomen. In zijn beoordeeling van „De Jordaan" zei hij ongeveer: klets toch niet menschen over „werkelijkheid"; zoo is de Jordaan niét, zoo is de Jordaan wél. Zooals Querido de Jordaan ziet zoo is zij voor hem, zoo aanvaarden wij haar dóór hem! Ieder persoonlijk kunstenaar heeft zijn eigen licht, zijn eigen geluid, zijn eigen wijze van zien en zijn eigen wijze van groepeeren. Gij herkent in Rembrandt's Nachtwacht, dit mysterieuze wonder van schaduwen en licht, toch ook niet Amsterdam's simpel Kloveniers-burgwalletje? Querido gaf de Jordaan met een dichtersgeest en met een hevig-ontroerde ziel; en letterlijk concludeerde Ds. Meijer in „De Hervorming": „Querido's Jordaan is in haar ongebondenheid, gebonden, in haar ontembaarheid bedwongen door de macht van een verheven liefde".
Laat ik even in het midden mogen brengen, dat lofwoorden over „De Jordaan" door mijzelf aangehaald, noch berusten op naïeve, pedante verheerlijking van mijn werk en mijn persoon, noch een treurig gebrek aan bescheidenheid onthullen. Ik ben genoodzaakt nu en dan
12