de atmospherische werking van licht, regen, mist, schemering en maanglans, voor mij één stadswon-der. Ik zocht verband tusschen stadsgedeelten en menschen, tusschen woningen, leefwijze en groei van buurten. De Jordaan in deze geheel oude wijk, had eigenlijk niets met de modern-uitgebouwde stad Amsterdam meer te maken. Ze was en bleef heelemaal apart, zooals het volk van de Jordaan ook, door allerlei kenmerkende eigenschappen, geheel op zichzelf stond tusschen de overige Amsterdammers. De menschen bezaten er iets wat mij tegelijkertijd geweldig aantrok en afstootte. Zij hadden hun eigen manier van feestvieren, van jubelen; zij hadden hun eigen vreugde en verdriet, hun elkaar havenende vechtlustigheid en moorddadige dronkenschap die hen allen te eeniger tijd op het Houtzagershofje brachten. Zij hadden een eigen romantiek en een eigen tragiek. Ik had de Jordaners lief mét hun gebreken. En zoo moest ik mij in een geheel nieuwe levens-spheer overplanten. Wilde ik van dit passioneele en tragische volk iéts begrijpen, dan moest ik dag en nacht tusschen de menschen zelf inleven, al mijn eigen meneeren-gemakkelijkheden opofferen en mijn bestaan aan het hunne gelijk maken. Dit was, lieve lezers, oneindig meer dan een studiedaad. Want wij gecultiveerde menschjes zitten zoo vast aan onze gewoonten en hebbelijkheden, aan
10