schotbanken. Er wordt bij verklaard hoe het woe-kerbedrijf beschikt over tal van middelen om zich te handhaven. Deze kanker vreet door alles heen, in pandjeshuizen, bij spaarkassen en voorschotbanken. Mr. G. H. Arnhardt Jr., Inspecteur der Gemeente-Belastingen van Amsterdam, schreef in ״De Telegraaf" over: Een wurgende parasiet: de woeker. En ook hij meende dat woekerbestrijding een moeilijk ding was, maar publiciteit het beste wapen. Men hoeft niet bevreesd te zijn, een vervolg wegens smaadschrift zich op den hals te halen, want hij die kennelijk handelt in algemeen belang, loopt niet veel gevaar.
In 1916 verscheen: ״De Woeker der Voorschotbanken en de Nederlandsche Wetgeving", met een inleiding van Mr. Johan Belinfante. Het eerste hoofdstuk handelt over den strijd tegen den woeker in ons land. Ook hierin hooren wij van verschrikkelijke woeker-praktijken, over het duister bedrijf en over de eigenaardigheid: waarom de slachtoffers jarenlang hun ellende geheim hielden. Doch toen langzamerhand het besef levendig werd, dat de verregaande woeker van z.g. voorschotbanken en crediet-instellingen, van pandjeshuizen en diergelijken hoe langer hoe meer een gevaar begon te worden voor de geheele samenleving, toen kregen de feiten meerdere ruchtbaarheid. In 1906 plaatste de heer Zegers De
110