wijzen: door onmiddellijk van de geleende som een bedrag in mindering af te trekken (zeg b.v. van honderd gulden onmiddellijk tien) en dan toch te doen alsof er honderd gulden zijn geleend. Zij geeft dus al dadelijk in plaats van honderd, negentig gulden; doch honderd gulden moeten terug betaald worden, laten wij zeggen met vijf gulden per week. Op deze honderd gulden wordt een winst gemaakt vaak van twee- tot driehonderd procent. Er zijn mij gevallen bekend, waarin wel zevenhonderd procent winst werd gemaakt. Al heeft de weekvrouw dan geen bewijs, deze woekerende geldschieters weten zich nochtans te verrijken en eigen klasgenooten jammerlijk uit te mergelen. De laagste winzucht en het laagst egoïsme heerschen onder z.g. klassegenooten. Er zijn hartverscheurende staaltjes te geven van de onbarmhartigheid der woekeraars, die iedere week, onvermurwbaar, wachten op hun termijn en dreigen met het ergste (afbreking van verder geld-voorschieten) als niet precies termijn-bedrag en over-bedrag gestort worden. Het is de bloedigste uitbuiterij mij bekend. En toch heeft deze leenerij een eigenaardige bekoring en een zeer verleidelijken kant voor de zelfmisleiders.
Als een Jordaner tweehonderd gulden te leen krijgt, al wordt hem daarvan maar honderdtachtig uitbetaald, dan heeft hij toch in ieder geval
106