het algemeen menschelijke in beethoven
Korte Karakteristiek. I.
In de toonkunst is muziek nimmer tot zoo geweldige menschelijkheid, en de menschelijkheid nimmer tot zoo geweldige muziek omgeschapen, als door Beethoven. Deze al-omvattende menschelijkheid is de grondkern van Beethoven's diepste dichterwezen. Het groot-menschelijke behoort zijn binnensten boezem en met zijn menschelijk-zingende, schreiende en jubelende melodieën en motieven tast hij het innerlijkste van onze eigene menschelijkheid aan. In de lieflijkheid en zoete sterkte, en in den faunistischen spot en de dartelheid van zijn zang leeft dat sproedelend realisme van de menschenziel. In alle muziek vóór hem is stijlvorm alles. Niet de mensch in zijn ménschelijke ontroeringen, maar de muziek in haar wonderbaarlijkheid werd object. — Schittering van klanken, fonkeling van tonen,