PARIJSCHE ROMAN VAN HOLLANDERS. II 43
altijd een geweldig aanvoelen van het drui-schende massa- en stads-rumoer, een greep naar het magistrale mèt het magistrale; groote visie en machtige stijl-middelen. Veel bij hem fakkelig doorwalmd, spookachtig doorlicht of omduisterd; woeste speler met helle en donkere levensvlammen; vulkanisch aanblazer der hartstochten, maar ook temmer en beheerscher der massa-instincten. In Zola het Shakespeari-aansch-tragische, mèt opgeschroefdheid en klinkklank soms, toch heroisch conceptionist, structuur-taster en bijeengrijper van menschgroepen, die hij vóór u, in wemelende beweging brengt als de storm zeegolven, vol dreunend gedruisch en rhythmisch gezang. — Bij Zola de symboliek van den ziener, de hartstocht van den lyricus, het geweld van den dramatischen romanticus, in één scheppings-drang saamgestroomd.
Ge hoort bazuingeloei en Jericho stort tot puin. Zoo bijbelsch-grootsch grijpt hij herculisch de dingen bijéén.... Met zoo'n argonauten-hand is Parijs alleen te tasten. En in dit boek der Schartens.. .. het Parijsche leven?.... als een verbrokkeld rococo-stijltje, met aardige, hier en daar zelfs heel aardige tafereeltjes bijeengelapt. En zoo dwergjes-lief, zoo popperig en luttel kleine typeerinkjes, Jan Steen-miniatuurtjes, zwaar beglazuurd, in lakkig-glanzend taai-vernis gedoopt. Hier, een episch-machteloos voort-